Zomerrit 2017 met de Mercedes O319

Vakantie!

Op 27 juli, een dag voor Marijke haar verjaardag, is het zo ver. We gaan het diepe in met de O319.

27 juli, ca 11.00: vertrek vanuit Zunderdorp. Via Breda/Antwerpen/Brussel/Charleroi/Couvin/Rethel aangekomen in Neuville de Day. Daar is een schattige camping a la ferme, eindhalte voor die dag. De bus deed het tot Rethel goed, maar in de stad zelf bleek de binnenste rechter achterband lek. Ter plaatse bij de Feu Vert konden/ wilden ze er weinig mee door de binnenband, maar ze hielpen me wel door me naar een vrachtwagencollega te verslepen. Verder lekte de aandrijfassen differentieelolie ter plaatse van de twee sets van acht montagebouten in de naven. Niet veel, maar genoeg om na verloop van tijd zonder olie te komen te staan. Ook zat er een rare cadans in de vooras tijdens het remmen; iets wat ik tot de Franse grens niet gehoord heb. Na onderzoek bleek dat de linker voorvelg niet goed vast zat, ondanks dat de moeren niet meer aan te draaien waren. Kortom, bij aankomst op de camping het een en ander te doen.

28 juli, ca 13.00: vertrek uit Neuville de Day. Eerst wat geklust en het differentieel voorzien van olie. Er miste gelukkig maar weinig. Volgende stop werd Troyes. De mooie historische stad met de middeleeuwse Noord-Europeese uitstraling. Unieke combinatie van Gotische kerkarchitectuur en vakwerkbouw uit de laat middeleeuwse periode.

De bus hield het verrassend goed, ondanks dat er nog wat differentieelolie aan de binnenzijde van het rechter binnenwiel lekte. Werd steeds minder, dus of het dif is leeg, of het was iets te vol.

29 juli, vertrek ca 11.00 uit Troyes. Via de oude N route naar Dyon vertrokken richting zuiden. De rit ging prima. Af en toe door een stadje maar de rest, op de steile stukken na in zijn vier. Das wel het voordeel van een korte vier. Na het oostelijk passeren van Roanne, zijn we uitgekomen op een mooie camping aan een meer bij St-Paul-de-Vezelin, ca 20 km zuidelijker. Ik kan nu al een aardige inschatting maken van het verbruik. Op LPG zitten we op het vlakke rond de 1:5, maar in de heuvels en bergen gaan we ca 1:4 rijden. Benzine hebben we nog niet helemaal kunnen testen. Op de camping was eigenlijk geen plek, maar wel een afgezegde vakantietent. Die kunnen we voor een paar dagen tegen gereduceerd tarief huren. De zwemmogelijkheden, zwembad en rivier/meer, lijken zo aanlokkelijk voor June en Lou, dat een besluit voor een verblijf van drie nachten snel genomen lijkt.

30 Juli en 31 Juli zijn we stil blijven zitten op de camping in St-Paul-de-Vezelin, op 1 augustus rond 10.00 uitgecheckt en vertrokken naar de volgende locatie op ca 200 km in het noord-oosten van de Ardeche. Ook nu weer een camping, mooi verscholen in een dalletje vlak bij Arlebosc. De bus deed het weer naar behoren, maar er blijft een kleine  glimmende streep zichtbaar op de binnenste autoband aan de achterzijde. Ik dacht dat het afkomstig zou zijn van differentieelolie die via de remtrommel naar buiten loopt, dus ging me oriënteren wat de maten zijn van de waarschijnlijk defecte keerring. Op het Duitse 319 forum las ik naast de maten ook dat de constructie dan nog een tweede defect moet hebben, namelijk een verstopt slingerkanaal. Ook zou een tekort aan vet de doorgang van de difolie bespoedigen. Omdat ik ondertussen wel weet dat storingen als deze niet altijd zijn wat ze lijken, heb ik toch maar besloten de constructie uit elkaar te sleutelen en op zoek te gaan naar het manco. Na de aandrijfas en de naafmoeren te hebben verwijderd, de trommel met wielen en al onder de bus uitgerold. De remvoeringen waren gewoon droog, dus de olie komt uit het slingerkanaal. Het lagervet blijkt zo te zien inderdaad als een buffer te werken, dus heb ik het vet wat anders gepositioneerd, zodat het beter kan bufferen. De boel weer in elkaar gezet, verse vloeibare pakking op de aandrijfas en kijken of het geholpen heeft. De difolie aangevuld en het verlies bleek mee te vallen; ca 0,3 liter.

Op de camping was ook een Nederlands stel met een VW transporter 2 uit ca 1973. Ze hadden een defect wat leidde tot het niet meer werken van de knipperlichten. Gelukkig kon ik ze helpen en konden zij de weg vervolgen. Heb er tenslotte zelf ook eentje gehad.

Op 2 en 3 augustus zijn we twee dagen blijven staan op deze camping, deels door de hitte (35 gr C+)en deels omdat het vertrek naar zuidelijke oorden ook drukkere campings betekent en verder vooruit plannen en reserveren. Bij het plannen van de volgende locatie, in de omgeving Digne-les-Bains, hadden we pas bij de derde camping plek.

4 augustus zijn we na een lange rit via de Drome en een col in de Haute-Alpes aangekomen in Beynes. De bus doet het eigenlijk voortreffelijk. Natuurlijk rijden er regelmatig auto’s achter je en ben je vaak de langzaamste in de optocht, maar de bus haalt door zijn relatief korte versnellingsbak (de vier is eigenlijk een 3,5) een aardige kruissnelheid in de bergen, zowel naar boven als naar beneden. Ze moeten dus niet zeuren. Bij aankomst doken de dames meteen in het natuurzwembad. De olielekkage leek opgelost; geen strepen meer op de band aan de binnenzijde. De kilometerteller is er wel mee genokt; het haakse kastje op de bak blijkt vastgelopen en het palletje wat uit de bak steekt afgebroken. Vanaf nu op gevoel de snelheid inschatten.

 5 augustus vertrokken naar Antibes, naar ome Maurits en tante Ines. Onderweg kruisten we het Citroen museum vlak bij Castellane. Even gestopt en de boel bezichtigd. Was er nog nooit geweest en ben ik er eindelijk, dan prompt met een fucking Merc. Nu ja, so be it.

Mooie auto’s met veelal weinig kilometers. Een beetje zitten schipperen met LPG en benzine; de benzine doet het wel, maar bij het remmen slaat de motor op stationair vaak af. Ook is de tank nog vervuild met dieselblubber, die met regelmaat het tussengeplaatste brandstoffilter vervuild. Voor elke lange rit de boel loskloppen en uitblazen. Werkt tot nu toe uitstekend en een reservefilter is ook aan boord. Veilig aangekomen in Antibes.

In Antibes bij ome Maurits en tante Ines gaat het leven lekker traag. Twee nachten kan de bus voor hun huis uitrusten. Een dag voor het vertrek richting Menton zie ik dat de einddemper van de uitlaat wat anders hangt. De laatste kilometers voor aankomst hoorde ik ook al wat uitlaatgepruttel wat er eerder niet was, maar ik kreeg ook de indruk dat het gedreun wat minder was geworden. Na inspectie bleek een fabriekslas van het einddempertje gescheurd, maar ook de hoofddemper had wat speling op een klemstrop. Prima mee te rijden, maar voor de zekerheid heb ik het gedeeltelijk opgebonden met wat ijzerdraad van Maurits. Er is een klein risico dat als de boel toch losraakt, een buis de aandrijfas raakt of een stuk ijzer onder een band terecht komt.
Geen reden tot paniek dus op 6 augustus wordt de rit vervolgd met een tocht naar Menton; eerst een stuk langs de kust, bij Nice verder via de snelweg. Die laatste gaat de eerste tien kilometer diagonaal omhoog. De Merc zorgt ondanks volgas toch voor wat oponthoud op de rechter rijstrook. Gelukkig is het rustig op de weg. Het laatste kilometers naar Menton gaan vrij vlak verder, maar als we de weg af gaan, dan is het snel weer omhoog. De camping ligt op ca 25 km slalommend omhoog, ca 5 km voorbij het bergstadje Sospel. De Merc is dan niet de snelste, maar ook deze proef wordt goed doorstaan.

Hierboven een zoetsappig sixties fotootje gemaakt door Piet Hein, de vrijer van Emily die hier trots zwaait uit de bus op weg naar de zwemplek. Het mag, want het is tenslotte ook een sixties bus.

Deze zwemplek, vlak bij de camping, is erg mooi gelegen. Het pad er naartoe is erg steil en daardoor minder geschikt voor toeristen, met als gevolg dat er weinig mensen zijn. Het koude bergwater lijkt erg schoon en je zwemt tussen de vissen en kikkertjes in.

7 en 8 augustus uitrusten. De 9e weer verder. We rijden van de camping boven Sospel via Dolcheacqua naar de Italiaanse Rivièra.

Dolcheacqua is een leuk stadje met veel kleine inpandige straatjes. Je hebt t in een uurtje gezien, maar het is de moeite waard en na de lunch hebben we de reis vervolgd.

Een klein wit weggetje op de kaart vlak voor Dolcheacqua bleek een ultieme test; met stijgingspercentages die menig Alpenpas te boven stijgen klommen we omhoog, om erna met gelijke munt naar beneden te spoeden. De een werd nu veelvuldig aangesproken, een versnelling die je in Nederland eigenlijk voltijds links kan laten liggen. Over de Rivièra via San Remo, deels via de kustweg, deels via de snelweg. Over de kustweg rijdend, kwam het bericht binnen dat mijn zus toch wat langer zou blijven aan het noordelijk gelegen Lago d’Orta. De kinderen gaven in de laatste maanden voor het vertrek al aan dat ze het leuk zouden vinden langs Orta te gaan, dus hebben we vanaf San Remo ondanks het voorspelde slechte weer toch het stuur omgegooid en zijn we naar Genua via Alessandria naar Orta gereden. Op camping Punta di Crabbia was het niet mooi, en op vrijdag de 12e was het een uitgesproken regendag, maar het weekend erop was het okee met niet al te hoge temperaturen. De bus had zijn eerste echte regentest gehad en op een paar kleine plekken na hadden we geen echte wateroverlast in de bus. De schuiframen van de voordeuren alsmede van de achterste zijruiten waren door Mercedes zo rampzalig ontworpen dat lekkage onvermijdelijk is. De alternatieve oplossing die ik heb toegepast is ook niet geheel waterdicht, maar ik ben er wel tevreden over. Nog een kleine verbetering in de vorm van een mini-spuwertje en het is wel voldoende zo. De dakramen zijn ook niet helemaal waterdicht, maar na een paar nakitacties is het wel ok. Maandag 14 augustus weer verder.

Op maandag vertrekken we richting de kust. Eerst een stuk met de Autostrada vanaf Borgmanero, vanaf Genua weer verder met de Autostrada, maar die kent dan zo veel snelheidsbeperkingen, tunneltjes en doorkijkjes richting de zee, dat het een stuk leuker is om te rijden dan het eerste deel in de Po-vlakte. De bus heeft meer moeite met het geaccidenteerde terrein dan de rest van het verkeer; hij mist gewoon snelheid bij het dalen en ook opwaarts is de twee ton een flinke hobbel voor de twee liter motor. Het gaat wel een stuk sneller dan de affe diesel die er in zat. Het motortje knort, de bak jankt en de wind giert rondom de bus. Het lawaai werd op de heenreis zo veel mogelijk opgevangen door herriestoppers en oordoppen, in het zuiden van Frankrijk en het noorden van Italië werden deze preventieve maatregelen ter voorkoming van gehoorschade door gewenning niet meer genomen, maar in dit deel van de rit zijn ze weer in gebruik genomen. Vooral het terugschakelen naar de jankende derde versnelling gaat irriteren, maar ook het afremmen in zijn vier stoort na verloop van tijd. Jammer van die verder mooie autowegrit. We komen wel bijtijds aan in Cinque Terre, tenminste in het er vlak boven gelegen Levanto om de laatste nog niet gereserveerde camperplaats in te nemen.

De campings in Italië zijn overigens veelal minder van kwaliteit en duurder dan de Franse campings. Wel jammer, want qua land vind ik Italië leuker. De camping in Crabbia was weliswaar ca 40 euro per nacht, wat niet veel hoger lag dan de campings in Frankrijk, maar de campings in Levanto en Florence lagen rond de 75 euro. In Levanto kreeg je ervoor een postzegel; als we de luifel zouden uitklappen, had dat waarschijnlijk een boze buurman ten gevolge gehad.

De Cinque Terre, vijf dorpjes die idyllisch liggen aan de zee, waren best leuk, maar te veel toeristen en te warm, ca 35 graden. Echt iets voor in het najaar, maar nu niet echt leuk.

We hebben wel in de zee gezwommen. Altijd iets leuks, zeker als het 30+ is.

Ondertussen begint de vakantie van appvriend Andries wel dramatische vormen aan te nemen. Hij is met zijn familie blijven steken in noord-west Frankrijk en de regenwolken zijn daar ook blijven steken. In de tussentijd heeft zich bij hem een keelonsteking ontwikkeld. Soms zit het dubbel tegen. Kop op Andries, even uitzieken en dan mag je weer naar huis!

Na twee nachten in Levanto zijn we woensdag de zestiende weer verder gereden, eindbestemming Florence. De hoge dagtemperaturen staan me in deze rit maar ook bij het aankomend verblijf een beetje tegen. De koelkast van Liesbeth doet het goed, maar als de lampen ook aanstaan, dan trekt de dynamo het niet en loopt de accu langzaam leeg. Via Prato, waar we geluncht hebben en LPG getankt, kwamen we rond een uur of drie aan op een grote camping ten zuiden van Florence. Veel ruimte maar weinig beschutting en een weinig liefdevolle camping. Vroeger twee maal in het noordelijker gelegen Fiesole geweest op de camping aldaar. Wel duur, toen al, maar netjes. Heb ik betere herinneringen aan. Donderdag zijn we voor het eerst met de kinderen Florence ingegaan. Het blijft een mooie stad, ook bij 37 graden. Voor het eerst het citadel bezocht. Had ik eerder moeten doen, want je hebt daar een magnifiek uitzicht over de stad, het is er net een paar graden koeler, de entree is slechts drie euro per persoon, het barretje bovenop is super en als het mee zit, zoals bij ons die dag, is er een leuke tentoonstelling. Nu was er wat te zien met een knipoog. Das altijd leuk, ook voor de kunsthaters.

Uitzicht vanuit de citadel/ belvedere op de binnenstad van Florence met op de voorgrond een soort fossiel met Pinocchio-neus en op de achtergrond het Palazzo Vecchio.

In de middag een ‘Fiorentina’ gegeten; een soort T bone steak, waar Lou bij het zien van de foto ogen op steeltjes van kreeg. Sowieso een super restaurantje in een zijstraatje aan de zuidkant van Florence.

Vrijdag 17 augustus weer verder. Eerst wilde ik graag naar Siena rijden, want in de keren dat ik beide steden bezocht, maakte Siena meer indruk op me dan Florence. Nu zijn de parameters ongunstig; Siena is weliswaar slechts 60 km verder, de voorspelde temperaturen voor vrijdag lopen tegen de veertig graden. Daarnaast willen we van de terugweg geen race maken, zoals de meeste Nederlanders wel doen, waardoor verder rijden van het thuisland onhandig lijkt. We besluiten om richting Milaan te rijden en tijdens de rit wijken we uit naar Lago d’Iseo. Ook nu weer veel Autostrada gereden. De eerste echte file tegengekomen na een flink ongeluk onder Bologna. Steil omhoog, ca 35 graden C en stapvoets; de ultieme temperatuurtest. De watertemperatuurmeter komt voor het eerst deze vakantie op 90 graden. Verder doet de bus het goed. Een licht branderige lucht bleek niet van de bus te komen.

Ik moet zeggen; de Autostrada is beter bedacht dan die tolwegen in Frankrijk. Ze rijden beter door en het principe dat ze allemaal met elkaar verbonden zijn, levert nauwelijks tijdverlies op, in tegenstelling tot de Franse tolwegen, waar je op een rijdag soms wel acht keer moet in- en uitchecken. De Autostrada is ook goedkoper. Alleen het betalen met bankpassen is wat minder normaal.

Hoe dan ook, aan het eind van de rit, vlak voor het tolpoortje, valt de bus uit. Hij liep al niet lekker stationair bij het tanken op de snelweg een uur of twee eerder. Stilstaan met twee auto’s achter je is niet fijn, maar een van de automobilisten achter ons hielp met drukken en toen we bij het poortje aankwamen en de employee betaalden, duwde hij ook nog mee de bus door de poort heen en een stukje de afrit op.

Nu had ik onderweg al zitten denken wat het rommelige stationairlopen kon veroorzaken, achter het poortje, vlak voor een rotonde, moet ik toch echt het probleem zien te vinden en oplossen. Ik had bij het tankstation al gemerkt dat het niet de lpg afstelling was en tijdens het rijden bleek dat hij ook sputterde op benzine. Nu ja, de motorkap los, de binnenkap los, voor het eerste deze vakantie en de vonk checken. Ja de vonk was er niet. De eerste check was die van de verdeler. Ik haalde de verdeelkap eraf en meteen raak; de as van de verdeler had veel speling en de contactpunten kwamen niet meer van elkaar. Raar, want die speling was er niet bij montage en de as had ik geolied. Provisorisch de contactpunten zo afgesteld dat het weer even moest werken en ja hoor, het motortje liep weer. De boel weer snel opgebouwd en op naar de camping aan het meer van Iseo.

De camping was een verschrikking. Een Nederlandse enclave, overgeorganiseerd met een supermarkt, karaoke, talentenjacht enz. Waarschijnlijk een Mekka voor de hard werkende vakantiedagen tellende middenklasse, maar voor de rest der mensheid een strafkamp. Schoon sanitair, dat wel, prima hamburgers, maar een meer waar je eerst honderd meter in moest lopen alvorens je een goede diepte had om vrij te kunnen zwemmen. Een dag was voldoende en de volgende morgen zouden we toch snel naar Milaan doorrijden. De stad waar June al drie dagen naar had uit zitten kijken, gek op winkels dat ze is. Wel voor vertrek nog even de contactpunten wat beter afgesteld. June blijk de volgende zondag definitief op appel te moeten verschijnen bij de Etos en ook Paul, mijn renmaatje, klinkt licht geïrriteerd als ik m meldt dat het nog wel een weekje duurt alvorens we ons eerste gezamenlijke rondje Westerpark kunnen lopen. Op naar huis, ze hebben ons nodig!

Die morgen, zaterdag de achttiende, kwamen we vroeg in Milaan aan, circa 10.00. Eerst reden we langs een nieuw gebouw waar Marijke wat over had gelezen, een soort flat met bomen. Was inderdaad de moeite waard.

Hierna de bus geparkeerd aan de noordzijde van de stad in een parkeergarage. De laatste kilometer gelopen en hoe dichter je bij het centrum kwam, hoe rustiger het werd. Zo druk als Milaan kon zijn, ook in de zomer, hoe rustig is het nu. Niet alleen dat de Milanezen grootschalig met vakantie waren, de nieuwe verkeerszone beperkt het autovervoer nog meer, waardoor je minder rijdende als geparkeerde auto’s ziet als in Amsterdam. Fantastisch. Daar moet die lul van een Choho eens gaan kijken, die hypocriete, praatzieke wethouder van Amsterdam (of gebruik ik nou een drievoudig pleonasme?). Hoe dan ook, June ging los en heeft drie uur lang al haar energie in het winkelen kunnen steken. Hierna wat gegeten en een krul draaiend door de Milanese binnenstad alvorens weer terug te lopen naar de bus. Van zes tot acht in de bus gezeten en geëindigd op een leuke, kleine camping op de weg naar Aosta; de terugweg was nu definitief ingezet.

Ondanks dat het een leuke camping was, bleven we maar een nacht. De zondag erop stond de eerste echte Alpenpas op het programma. Het bleek achteraf de mooiste rit van de vakantie. Eerst het aanloopje naar de Courmayeur, niet via de snelweg, maar al slingerend door het Aostadal. Daarna de Mont Blanc tunnel en de Courmayeur rechts laten liggen, zodat de weg je automatisch leidt naar de San Bernadino. De bus deed het uitstekend en hoe hoger we kwamen, de lekkerder begon het motortje te knorren. Je zit ook lekker hoog boven de weg, het uitzicht is super en je ziet bij de langere stukken verder vooruit als bij een normale personenauto. Kortom, een belevenis.

Bovenop, toch op twee kilometer boven zeeniveau, was iets te doen met stieren. Het was zo druk dat we een kilometer verder door zijn gereden om daar in de luwte bij een oorlogsmonument een normale stop te maken. De dames moeten toch af en toe het gras tegen de billen voelen, nietwaar.

Met zicht op de Mont Blanc en de boomgrens, de frisse, ijle lucht, is zo’n bergtrip een mijlpaal in de reis te noemen. De 319 had zijn ‘finest moment’ in deze vakantie te pakken en wij eigenlijk ook.

Hierna volgt het afdalen. Gas los in zijn vier, soms in zijn drie, waarbij je het idee hebt dat er een kans is dat er zich ieder moment een onderdeel van de aandrijving door de betonplex bodem kan boren. Toch gaat het goed en door het gebrek aan vrachtverkeer zijn wij gelukkig steeds de eerste in het rijtje van dalende auto’s. Respectvol worden we af en toe ingehaald en de paar keer dat ik zelf even aan de kant ga om de mede weggebruikers voor te laten, wordt dat steevast met getoeter op prijs gesteld. Het is duidelijk dat de echte kilometervreters de tunnel nemen.

Na een enerverende rit komen we die dag uit in een camping iets voorbij Annecy. Het bijbehorende lac is mooi, maar dramatisch verpest door het toerisme. De camping enkele kilometers verder is daarentegen een oase van rust. Bij een oude dame in de boomgaard tussen twee andere campinggasten voor een prijs die net als de dame al tientallen jaren min of meer ongewijzigd is gebleven. Het busje doet het nog steeds naar wens en is na deze dag toe aan wat rust. De dames ook.

Maandag 20 augustus wordt de reis weer voortgezet met een mooie tocht die eerst door de Alpen gaat en daarna ons door de Jura brengt. De maandag geeft ons ook de mogelijkheid tot het doen van boodschappen, iets wat in het weekeinde niet goed gelukt is. De rit gaat over D wegen en eindigt op een middelgrote camping iets ten zuiden van Dole. De camping is okee, ligt aan een bijna drooggevallen riviertje en er zijn redelijk wat Nederlanders. De prijs is netjes, de voorzieningen redelijk. Niet leuk genoeg voor een tweede dag, maar een mooi uitrustmoment. We gaan meteen op zoek naar iets leuks voor Lou; zij houdt van wat actievere dingen dan winkelen en haar ook is gevallen op ‘canyoning’. Deltavliegen en parachutespringen mag niet van mama, dus dan maar dit. Helaas blijkt er niet iets in de buurt te zijn. De andere twee dames hebben hieronder een rustmomentje gevonden.

De opvolgende dinsdag de 21e trekken we naar Dijon. Daar is een klimpark in de buurt en dat zou wel eens een aardig alternatief kunnen zijn. Daarnaast heb ik ooit iets onder Dijon de 61 er break gekocht. De ontbrekende spullen zoals het interieur staan er misschien nog, vandaar dat ik ook daar even een bezoekje wil brengen. Hoe dan ook, beide adressen leveren weinig op, want het klimpark is een tegenvaller en de breakman is niet thuis. Dan maar door naar het noorden. Alles tot nu toe over D wegen, maar rondom Dijon toch even de snelweg, want anders moet je door de stad. Dijon is mooi, maar we hebben al best wat tijd verloren en met nog meer getut in de stad halen we misschien Langres niet meer. Langres is het mikpunt, maar vlak ervoor blijven we steken op een rare camping. De camping staat vol Nederlandse werknemers die met een gasleiding in de buurt bezig zijn, het meer erachter ziet er prachtig uit maar is door een dikke glibberige onderlaag min of meer ontoegankelijk en de voorzieningen zijn apart, een beetje DDR, vormgegeven. Verder prima geslapen en de volgende dag weer bijtijds vertrokken. De bus gaat onverschrokken verder en het weer zit nog immer goed mee.

Woensdag de tweeëntwintigste is een reisdag over wederom D-wegen. Het eerste doel is een klimparadijs van een folder van de rare camping. Vlak voor Langres is er eentje en na een kritische inspectie van Lou gaat ze ervoor. We zijn wat te vroeg maar na een klein half uur zijn de dames urenlang volop aan het klimmen. Het klimmen eindigt in een vrije van van ca 10 meter, nou ja vrije val, je springt naar beneden en na een beetje snelheid te hebben ontwikkeld, neemt een remmend katrol de boel over. Toch leuk. Het tweede doel van de dag was de stad Saint Dizier. Niet de stad zelf, maar na St Dizier komen er kleine wegen die richting de Ardennen gaan. Echte doorgaande routes zijn er niet. Na een uurtje landweggetjes te hebben gereden, komen we in een klein plaatsje, Givry-en-Argonne, met een municipal-camping. Wat was dat een leuke plek. Het bleek uiteindelijk de laatste camping te worden van de rit, maar het was ook wel een topper. Het was een soort parkje aan het meer, een paar gammele douche en wc hokken, een los electrapaaltje, maar wat een rust. Twee camperburen, eentje met een fietsambitie waarmee we leuk contact hadden. Niet alleen leuk, met de 10,50 ook de goedkoopste van de hele vakantie. Een aanrader.

Donderdag werd dus de laatste dag. Een relatief lange rit van een kleine 500 km. Vertrek rond 11.00, aankomst ca 19.00. Onderweg gestopt in Couvin (B), maar vanaf Charleroi  een lange saaie rit over een parcours dat ik vaker gereden heb. Brussel druk, Antwerpen druk, en de hele route in NL druk, zoals normaal op een werkdag. Je ziet goed hoe dit stukje Europa structureel dichtslibt door een nalatige overheid die alles maar op zijn beloop laat, doodsbang dat de economie er onder zou komen te lijden. Niet alleen Choho is een slappe zak, Rutten en co zijn van hetzelfde laken een pak. In de avond komen we aan op ons vertrekpunt, camping het Uilenstekkie. De bus heeft in de laatste rit af en toe een beetje rommelig gelopen maar ik had niet zo’n zin om er voor te stoppen.

Op donderdagavond 24 augustus eindigt de rit. Het was erg leuk geweest. Hieronder de cijfers voor de die hards.

CAMPINGS:

  1. Neuville de Day (F), Camping a la Ferme, Coutel, 1 overnachting.
  2. Troyes (F), Camping de Troyes, 1 overnachting.
  3. , Camping Arpheuilles, 3 overnachtingen.
  4. Arlebosc (F), Camping Viaduc, 2 overnachtingen.
  5. Beynes (F), Camping Celestina, 1 overnachting.
  6. Sospel (F), Camping Domaine Sainte Madelaine, 1 overnachting.
  7. Pettenasco (I), Camping Punta di Crabbia, 4 overnachtingen.
  8. Levanto (I), Camping Cinque Terre, 2 overnachtingen.
  9. Bottai (I), Camping Internationale Firenze, 2 overnachtingen.
  10. Iseo (I), Camping del Sole, 1 overnachting.
  11. Saint Vincent (F), Camping Villegeparadise, 1 overnachting.
  12. La Balme de Sillingy (F), Camping La Bergerie, 1 overnachting.
  13. Montbarrey (F), Camping Les Trois Ours, 1 overnachting.
  14. Villegusiens le Lac, (F), Camping du Lac de la Villegusiens, 1 overnachting.
  15. Givry en Argonne (F), Camping Val d’Ante, 1 overnachting.

Over het algemeen zijn de campings in Frankrijk beter en goedkoper dan in Italië. De meeste campings krijgen wat ons betreft een dikke voldoende.

CIJFERS:

  • Gereden afstand: ca 4400 km
  • Langste dagafstand: 475 km (Givry-en-Argonne naar Amsterdam), donderdag 23 augustus.
  • Warmste dagtemperatuur: 37 graden (Florence, Italie), donderdag 16 augustus.

Bus:

  • Brandstof: ca 960 liter LPG, ca 40 liter benzine.
  • Verbruik: 1 liter op 4,2 km (LPG).
  • Maximum snelheid: ca 95 km/h op het vlakke.
  • Motorolieverbruik: 1,4 liter tijdens de rit, das 0,35 liter/1000 km. Beter dan de fabrieksopgave. Hulde aan Grossouw.
  • Versnellingsbakolieverbruik: 0,0 liter op de rit.
  • Differentieelolieverbruik: 1,5 liter tijdens de rit door diverse kleine lekkages.
  • Koelvloeistof: 1,1 liter tijdens de rit door diverse kleine lekkages.
  • Motortemperatuur: Hoogst gemeten temperatuur: 89 graden in de file boven Florence.

VERBETERPUNTEN:

Bij een testrit behoren vanzelfsprekend ook de verbeterpunten:

Algemeen:

  • Kilometerteller definitief goed fiksen.
  • Versnellingsbak verbeteren revisie/ vervanging. Een vijfbak is toch ws wel fijn om het verbruik terug te dringen en het motorlawaai te beperken.
  • Dynamo vervangen voor een type met meer vermogen. De koelkast trekt vrij snel de accu leeg en de dynamo kan nu de dikke camperaccus niet goed opladen.
  • De rechter bladveer achter kraakt nog steeds tijdens het veren. Wordt niet minder. Misschien uit elkaar halen en inspecteren/vervangen.
  • Motorgeluiden proberen te reduceren door andere ophanging. Eea in combinatie met het traject van de versnellingsbak.
  • Binnenverlichting; gloeilampen vervangen voor leds ivm verbruik.
  • Laddertje verlengen zodat opa Daan makkelijk naar boven klimt ipv een Bokito improvisatie op moet voeren.
  • Raampjes beter afsluitbaar maken. Vergrendeling hapert bij de meeste.
  • Reservesleutel maken van de linker voordeur.
  • Raampees in raamrubber zien te krijgen.
  • Uitlaat repareren; flex ertussen kan ook het geluid beter dempen.
  • Kentekenplaatverlichting verbeteren; nooit goed geweest.
  • Bumper voorzijde repareren.
  • Reservewiel onder LPG tank?

Camper:

  • Tafeltje repareren; is nu wat slap uitgevoerd.
  • Gordijnhaakjes aanpassen; duurt nu onnodig lang om de veer door de haakjes te wurmen.
  • Elektra verbeteren; usb bij de tafel maken.
  • Gasaftakking maken?