Voorjaarsrit 2019 met de Setra

Het moest er een keer van komen. Voorjaar 2018 werd de Setra S7 toegevoegd aan de verzameling, najaar 2018 werd t benodigde C- rijbewijs gehaald, maar van een echte lange testrit was het nog niet gekomen. Oorspronkelijk met Bram en Ton zouden we in de tweede helft van februari deze rit gaan maken, maar Ton kon zicht toch moeilijk vrij maken en dus samen met Bram naar het Franse land vertrokken.

Eerst ff bij Christa langs, daarna op vrijdag 15 februari vertrokken we via Maastricht naar het Noord-Franse Metz. Bij het vertrek vlak na de spits viel me op dat de buitenste rechter achterband wat zachter was dan de rest. Raar, want bij een eerdere check die week was dat nog niet zo. Het op druk brengen begon bij 3 bar, wat beduidend minder was dan de voorgeschreven 6. Nu ja, met volle banden op reis. Vlak onder Luik, op een stuk waar aan de weg werd gewerkt, kwam er een branderige lucht de cabine in. Er was niet meteen plek om te stoppen en na een minuut of vijf de eerste afslag genomen om de boel te inspecteren. Aan de linkerzijde was de achterste trommelrem warmgelopen. De rook kwam er af en zou nog dagen te ruiken zijn in de bus. Rechts was de dubieuze band volledig leeg. De rem laten afkoelen ging vanzelf, maar de rechter band vervangen voor het reservewiel was lastiger. De meegenomen sleutels gingen stuk op de vastzittende moeren en de plaatselijke Malle Pietje, die we aanspraken brak zijn Gedore- dop 24 bij de eerste draai. Malle Pietje was er meteen klaar mee en stuurde ons door naar een vrachtwagenbandenspecialist 10 kilometer verderop. Die hielp ons het reservewiel te monteren, maar de oude band voorzien van een nieuwe binnenband wilden ze niet doen. Geen zin in, dikke lul. We waren wel klaar voor drie bier.

De rem was ook geen probleem meer en we togen zonder reservewiel verder richting Metz. In Luxemburg conform een oude Nederlandse traditie de tank volgegooid met goedkope diesel, 1,05 euro tov 1,30 in NL en de Franse grens gepasseerd rond een uur of zes. We lagen nog aardig op schema, ondanks de tegenslag. Het was net donker toen we Metz bereikten.

Ons doel was Lennart, een tegen zijn pensioen aanlopende Zweed die de laatste jaren had gewerkt voor de EU in Luxemburg. Hij woont in het hartje van deze leuke historische stad. Het bezoekje met de Setra was echter niet zo eenvoudig, omdat het centrale plein waaraan hij woont onbereikbaar is voor autoverkeer. Alleen op Gods gratie en met Bram lullend als brugman, mochten we het heilige gebied betreden. Het plein is onderdeel van het uitgaansgebied aldaar. De Setra met een sierlijke boog op het plein zetten was een hele gebeurtenis. De blauwgrijze wolk werd ogenschijnlijk niet zo op prijs gesteld, de looks van de Setra zelf maakten veel goed. Lennart stond al klaar. We konden maar beter niet te lang blijven staan, aangezien oom agent snel een prent uitdeelt. Hij nam ons mee naar boven en na wat toelichting rondom de spullen die ik drie weken eerder van hem op Ebay had gekocht, verhuisden de dozen naar de bus. Een half uurtje later reden we de stad weer uit, op zoek naar een plek om iets te eten.

Het werd een pizzeria vlak naast de plaatselijke begraafplaats. De pizza was niet echt bijzonder en Bram als pizzaspecialist en vegetarier nam een salade. Hierna reden we de eerste afslag rechts een landelijk gebied in, om de nacht door te brengen in een bos. Dit liep niet naar wens. Het pad werd steeds slechter en de Setra kon niet gekeerd worden. Aan het einde van het pad begon het bos. Het was ook een soort T splitsing, een kruispunt. Het draaien in het donker was dramatisch en de bus kwam vast te zitten in de natte klei. Op deze plek was echter geen verkeer meer te verwachten tot de volgende ochtend, dus we pakten de slaapzakken en gingen vroeg naar bed.

De volgende ochtend was alles wit en mistig. De natte klei was veranderd in een ijsvlakte en de bus had hierdoor weer grip; een geluk bij een ongeluk. Wel waren de accu’s leeggetrokken door de omvormer en de standkachel, dus ik was blij dat ik op het laatst nog een paar reserve-accus in de bus had gelegd. We hadden met Lennart weer afgesproken die ochtend, omdat hij nog twee vrienden had met DS-sen en onderdelen die me moesten ontmoeten. Na een rit van ca 10 kilometer kwamen we bij een half verlaten dorpje, waar aan het eind van een doodlopend weggetje een van de twee woonde. Deze man had een DS, ook nog een SM en nog een paar auto’s. Geen tandenborstel, zoals zo veel Fransen. De tweede man had in de schuur erachter twee DS-sen staan en een platform met onderdelen. De prijzen waren marktconform en dus voor ons oninteressant. Bram kwam niet van de wat vereenzaamde bewoner los, wat gedurende onze trip een soort ‘running gag’ werd, tezamen met het tandenborstelloze bestaan gecombineerd met overvloedig spraakwater.  Wel zeer vriendelijke mensen, maar geen buit.

We togen in de middag verder naar het zuiden. Iets ten westen van Nancy streken we neer aan een meertje, vlak bij het plaatsje Ochey. De douche in de bus werkte nog niet naar behoren, dus het meertje was het moment om wat schoner aan te voelen. Te koud voor een duik, maar lekker schoon water om je in te wassen. Meteen blijven slapen en de volgende ochtend op zoek gegaan naar een nieuwe uitdaging, maar niet nadat Bram met zijn piepstok, de geuzennaam voor een metaaldetector, een weiland heeft geïnspecteerd. Geen waardevolle zaken, maar wel leuke kleinoden als knopen en gespen. Eind van de dag trokken we weer verder richting het zuidoosten.

Een nieuwe uitdaging werd gevonden in de Vogezen. Een vaag partijtje gebruikt spul op een afgelegen plek, 200 km verderop. De bus deed het verder prima en na een kilometer op honderd klommen we langzaam naar een niveau waar veel sneeuw lag. Ook de steeds steiler wordende hellingen nam hij goed en opeens schoot het me te binnen dat we niet gekeken hebben hoe hoog ons eindpunt eigenlijk lag. Een besneeuwde berghut was niet een optie, dus toen we bij het dorpje Cornimont kwamen, aan de voet van onze eindbestemming, was het een opluchting om te zien dat de wegen nog redelijk toegankelijk waren.

De laatste kilometer was over een smalle bergweg met erg steile stukken. Aan het eind hiervan was onze onderdelenman. Hij zei er niks van, maar de verbazing was van zijn gezicht te lezen toen hij de Setra zag. Hij leidde ons tot een stal waar het een en ander opgeslagen lag aan hoofdzakelijk DS onderdelen. Er was een man ons voor geweest, maar die had niks meegenomen. Ook wij liepen met een boogje om de matige interieurs en het rotte plaatwerk heen. Mijn Frans is slecht, dat van Bram prima, dus ik concentreerde me op het betere graaiwerk en Bram op de verkoper. Na de eerste twee dozen te hebben gevuld, nam de man ons mee naar de plek waar alles vandaan kwam; een berg verder in een nog afgelegener berghut. Daar was de ravage niet te overzien. Een vieze troep met hier en daar nog wat spul. De man was al blij dat hij er iets voor kreeg, dus voor een schappelijk prijsje ging de hele boel achter de laadklep en rolden we weer beheerst naar beneden. De nacht werd aan het riviertje wat door het dorp liep doorgebracht.

De volgende ochtend, maandag 18 februari, begon met een zoektocht naar nieuwe advertenties op Le Bon Coin. In de buurt stond niet zo veel. Een matige break voor 2500 euro was het beste wat we konden vinden en via de weg die parallel loopt aan de Zwitserse grens reden we verder. Deze advertentie vertelde niks over de staat, maar de foto’s gaven niet veel hoop. De stille hoop dat er meer was en gebrek aan beter leidde ons tot het bezoekje in La Longueville, vlak boven het meer van Neufchatel.

De break viel niet echt tegen, dat wil zeggen, het leek op de foto al niet veel en het was inderdaad ook niet veel. Alles valt te restaureren, maar deze was toch aardig overleden. Ook de eventuele onderdelen waren niet de moeite, dus reden we vlot verder richting lager gelegen regionen.

Toen de schemer inviel, namen we een afslag om te overnachten. De weg was een beetje scheef en de D-weg vrij hoorbaar, dus reden we toch maar door naar een iets beter plekje. Na een kilometer of drie leek dat gevonden, maar aangezien het weggetje eindigde bij een hek van een vuilverwerker, toch maar besloten om te keren. Het keren ging echter behoorlijk mis, want met de brommerdrager bleven we bij het achteruit rijden haken in het asfalt en bij het vooruit rijden over het gras liepen we vast. Terwijl Bram de rechter kant in de gaten hield met een zaklamp, groef de bus groef zich linksachter aardig in; de vochtige klei gooide het plan in duigen. Overnachten op die plek was een mogelijkheid, maar voordat je in de ochtend weer weg komt, ben je misschien wel uren verder. Dus toch maar proberen de bus uit de blubber te krijgen. De eerste optie was grind voor de wielen te strooien. Drie rode Dirk-tassen vol en we glibberden een uur later naar de uitgang van het grasveld met de neus nu naar voren.  Gauw terug naar de eerste plek en geen rare escapades meer. Bram kookte wat met spruiten en snel onder de deken.

De volgende ochtend namen we de tijd om eens goed te zoeken naar een leuke partij. Mocht verder weg liggen, liefst richting het zuiden, maar wel de moeite. Bram vond een partij richting Clermont Ferrand, zo’n vier uur rijden. Aangezien we de koude nachten ook wel een beetje zat waren, zou een partij in de lagere regionen ook op dit vlak andere voordelen kunnen bieden. Hij belde met de adverteerder, een dame en sprak af om ’s avonds terug te bellen voor een afspraak in de ochtend. Na een lange rit, waarbij we een uurtje of drie bij een reservoir in de zon bleven hangen, eindigden we die avond zo’n 30 km voorbij Roanne.

Aangezien de dame helaas de telefoon niet meer op nam die avond, reden we op de bonnefooi richting de plek van de advertentie, Noirétable. Na wat rondvragen en een verlaten tankstation te hebben bekeken, kregen we de dame weer te pakken. Ze beheerde echter een tankstation verderop, in Saint-Priest-La-Prugne. Dus weer in de bus en wat bultjes over in het bergachtige landschap van Midden-Frankrijk.

De dame liet ons de berg onderdelen in de schuur zien. Er bleek nog een tweede dame te zijn, de dochter van de adverteerder. De partij was van de kort ervoor overleden vader van de moeder te zijn geweest. Onverstoorbaar worstelden we ons door de berg spullen, in de wetenschap dat de kans klein is dat we een mooiere partij op deze rit zouden tegenkomen. De dochter kwam even kijken vertelde waarom het kleine bergje eendenspullen afgezonderd van de rest lag. De avond ervoor was er een eendenman geweest die in botsing was gekomen met ma en de berg had laten liggen. Ze ging er van uit dat de man niet meer terug kwam, maar stelde het op prijs als we er geen dingen uit zouden plukken. Helaas lukte dat niet en schoven we stiekem de NOS delen in onze berg. Na een uur sorteren bleek de berg toch aanzienlijke te zijn. Veel voorschermen, een paar deuren, achterklep en zelfs een M35 zijscherm. Omdat ik mijn twijfels had over de waarde van het laatste scherm en dat ding erg lang is, lieten we die toch maar staan. Over de rest waren we het wel eens; wel veel volume, maar er ’s avonds gewoon voor de bus uitkieperen en pitten.

De onderhandelingen verliepen stroef. De dames gaven aan eerst een man uit het dorp hun oordeel te laten vellen. Dan zou er nog iemand komen die geïnteresseerd was en dan konden we de volgende ochtend op Gods gratie de boel inpakken. Dat was natuurlijk niet wat we wilden. Bram gaf aan dat als we zonder spullen zouden wegrijden, we niet meer terug zouden komen. De dames wilden toch wel meteen een deal maken, maar dan moest de prijs drastisch omhoog. Na wat geheenenweer ontstond er een patstelling over 50 euro. Ik was meer omhoog gegaan dan de dame met haar prijs naar beneden, dus ik vond dat zij maar dat laatste kwartje moest inbinden. Zij vond van niet en begon verbaal maar ook met theatrale gebaren haar ongeduld vorm te geven. In het Nederlands gaf ik aan Bram aan dat de dame in kwestie wel een beetje haar kaarten aan het overspelen was en stelde me voor dat als we weg zouden lopen, ze wel gillend achter ons aan zouden komen rennen. Ik schoof de briefjes van 50 weer in elkaar en bedankte ze hartelijk. We liepen naar de bus en voordat de deuren helemaal dicht waren, hoorde we dat de dames elkaar volledig verbaal in de haren gevlogen waren. De eendenman had het voorwerk voor ons gedaan en inderdaad, de dochter des huizes kwam zoals verwacht gillend achter ons aan gerend. Bij het aftikken konden Bram en ik de glimlach niet onderdrukken en moeders hoofd stond op donderen. Ze had de strijd om het laatste kwartje verloren door die slappe dochter van haar, zag ik haar denken. Uiteindelijk draaide ze bij en na een kwartier werden we door beide dames vriendelijk uitgezwaaid.

De bus raakte al aardig vol en we togen op richting het noorden. Na een kilometer of 50 streken we neer op een camperplaats met wc in een stoffig dorpje met uitzicht. Alles leek okee, maar Bram ontdekte een bult op de rechter achterband, degene die we gewisseld hadden. De volgende ochtend was die bult al zonder te rijden flink gegroeid, dus het werd de volgende dag tijd voor actie.

De plaatselijke bandenboer verwees ons door en de tweede weer door naar een voormalig bandencentrum cq tankstation in de buurt. Deze man zou alles hebben. 10 kilometer verder kwamen we inderdaad bij een terrein van iemand die alles leek te hebben. Het weiland voor het woonhuis stond vol met landbouwvoertuigen, hoofdzakelijk trekkers.

Na een half uur wachten, kwam de eigenaar op locatie. Hij was een jaar eerder gestopt met de zaak, maar wilde ons indien nodig wel helpen. Die hulp bleek zich vooral te beperken met een rondleiding over en rond zijn bezittingen. Was voor ons op dat moment niet zo van belang; het was een curieuze plek die het midden hield tussen een verzamelparadijs en een verlaten sloperij. De man zelf, dik in de zeventig, was ook een fenomeen. Hij liep een beetje rond, al verhalend op zoek naar een vervangende band die hij niet had, maar ook voortdragend uit eigen werk en zijn goud showend in zijn hal achter het huis; een heuse antieke trekkerverzameling.

Hoe vriendelijk hij ook was, helpen was een brug te ver en na twee leuke uurtjes in zijn speeltuin trapte we de bus weer aan richting Lurcy-Levis, waar ene Claude zijn DS spulletjes op LBC aanbood. Niet dat er spannende dingen op stonden, maar omdat hij redelijk op de route lag en hij aangaf meer te hebben, leek het ons een goede tussenstop, ook met bobbel op de band.

In Lurcy-Levis aangekomen was de bobbel op de band uitgegroeid tot een vulkaan die elk moment tot eruptie kon komen. De plaatselijke bandenman zag er ook niks in en stuurde ons weer door naar de volgende. Claude nam ook de telefoon niet op en jawel, rond vieren knalde de band.

Gelukkig heeft de Setra vier banden op de achteras, dus na het oppompen van de binnenste band, konden we met gepaste snelheid wel verder. Alleen zou deze goede band beter aan de buitenkant kunnen zitten, voor de stabiliteit. Een goede wielmoersleutel ontbreekt helaas en Bram stelde voor om bij de eerste de beste flinke schuur te stoppen om zon sleutel te lenen. Deze boerderij was snel gevonden, maar een passende sleutel van een beetje kaliber hadden ze niet. De boerderij hoorde niet bij de schuur; deze was al jaren ervoor afgesplitst door de landeigenaar. In de boerderij woonde een jonger stel wat Parijs ontvlucht was om meerdere redenen. Een vriendelijke ontvangst werd gevolgd door een uitnodiging om aan te schuiven bij de wijn en later het eten. Ook een overnachting binnenshuis werd voorgesteld, maar aangezien wij in de bus ondertussen een prima slaaphoek hadden gecreëerd, werd dat afgeslagen. Een neef was ondertussen bezig geweest de band te repareren, maar helaas, hij had niet alle middelen beschikbaar om dit tot een goed einde te brengen. De volgende ochtend gingen we weer op pad, maar niet nadat we eerst de plaatselijke wrakkenverzamelplaats hadden bezocht en een niet onaardige CX van het eerste bouwjaar hadden aanschouwd.

Beetje roest onder de deuren, kleine schade, gare banden, maar verder eigenlijk een leuke oldtimer. Wij laten m staan, maar mocht je nog interesse hebben; voor 1500 is ie van jou.

Na de vergeten krik te hebben opgehaald bij ons overnachtingsadres, werd de reis op deze vrijdag voortgezet richting het noorden. Onze volgende afspraak in Dompierre sur Helpe was in principe op vrijdagavond, maar de afstand van ruim 600 kilometer in combinatie met de lekke band maakte deze afspraak toch wel erg lastig. Eerst de band gerepareerd zien te krijgen. De band van de eerste lekkage was verder heel, dus die zou in combinatie met een nieuwe binnenband weer dienst kunnen doen. Het eerste adres was een agrarisch bedrijf. Die lui kwamen er niet het kantoor voor uit, maar stuurde ons naar een bandenbedrijf op een kilometer of tien. Warempel, deze deed het wel, en na de reparatie zag de bandenman dat de naastliggende velg ook een scheurtje in een las vertoonde. Hij deed er niet moeilijk over om ook deze band te verwisselen op een velg. Na anderhalf uur worstelen was de schade slechts 68 euro. Das inclusief twee nieuwe binnenbanden en een bandenvulmiddel. Geen geld. Opgetogen trokken we verder. Tot donker reden we door om uiteindelijk neer te strijken langs de Seine. De volgende dag zijn we vroeg vertrokken en rond 14.00 kwamen we precies conform afspraak aan bij de Citroenman in het noorden. Op Ebay had ik al bij hem twee achterschermen van een break gekocht, maar er was meer en we hebben nog een bergje ingeladen. Aardige vent met naast een ID ook nog wat CX-en in de schuur.

Vanzelfsprekend deed Bram weer het woord en was ik aan het tellen en graaien. Na een klein uurtje trokken we weer verder richting het noorden, een paar schermen en deuren verder. De Belgische grens naderde en daarmee ook het eind van deze trip. Nog gauw naar de Franse super om wat bijzondere dingetjes in te slaan en voor we het goed door hadden, waren we al weer bijna thuis. Rond tien uur ’s avonds reden we in Watergang en zette ik Bram af. Het ritje was voorbij.

En ze leefden nog lang en gelukkig…

subtitel: Bassie en Adriaan in Wrakkenwonderland