Voor de meesten en ook voor mij, is Panama het land van ‘het kanaal’ en van de ‘papers’. Niet automatisch een trip waard, maar als je er toch landt, de moeite voor een bezoek. De stad bestaat uit een klein oud deel, net als in Santo Domingo in herstel, een modern deel die de skyline bepaalt en de rest is groot maar nauwelijks de moeite waard.
Het eerste wat opvalt is de metro. Een bijna nieuw Europees geval wat miljarden moet hebben gekost, ook al loopt hij grotendeels bovengronds. Beetje een vlag op een modderschuit, want de stad zelf is aardig in verval, maar het grote voordeel hiervan is dat een groot deel van het vervoer niet meer via auto’s en bussen verloopt. Het is ook zeer betaalbaar.
De skyline is indrukwekkend en de kleine oude stad de moeite van het bezoeken waard, want we ook hebben gedaan. Vlak bij het centrum verbleven we in waarschijnlijk het bedroevendste hotel van de rit. Daarnaast begon de keelonsteking me aardig op te spelen met koorts en hoofdpijn, waardoor ik me voor alle zekerheid heb getest op corona en malaria. Beide gelukkig niet, maar het avontuur werd er niet automatisch gezelliger op. De munt is 1:1 gekoppeld aan de dollar dus het wordt door elkaar heen gebruikt. De stad is wat vies zoals zo vaak, de wegen slecht, maar ja dat is zon beetje zo in alle landen waar men geen accijnzen heeft op brandstof. Opvallend zijn de winkels en andere huizen waar de bovenverdiepingen alleen nog uit geveldelen bestaan; vloeren eruit, dak eraf. We vertrekken na twee dagen naar onze volgende bestemming, maar niet na het Panama-kanaal-museum te hebben bezocht.