Captain Jack

Met grote regelmaat stapt Bram weer over het mannenparadijs. Hij is al jaren met bootjes in de weer en heeft sinds kort werk bij een Amsterdamse reder genaamd Captain Jack. De bedenker en eigenaar, Jeroen, is coronatijd min of meer begonnen met een bootje in de onderhuur bij Flagship, maar zijn aanpak is zo succesvol gebleken dat zowel de boten als de kapiteins niet aan te slepen zijn. Ik heb niks met boten, maar het rondleiden van mensen in Amsterdam heb ik vaker gedaan en het lijkt redelijk goed te verdienen. In de zomer ligt de oldtimermarkt aardig op zijn gat en ik laat me overhalen om in ieder geval de juiste papieren te halen om te kunnen varen. Examens zijn altijd een makkie voor me geweest.
Eind juli wat verschillende examens geboekt voor augustus en september en vanaf medio september op de vaart, is de planning. Drie keer proefgevaren; een keer met de grote baas, een keer met Marius en een keer met Albert en ik heb aardig door wat de bedoeling is. Roze petje erbij, alles in het Engels en mooi weer is een must.
De eerste zelfstandige rondvaart is ook meteen de verschrikkelijkste. Op driekwart van de route wil een stelletje uit de VS van boord want mevrouw heeft een halve fles Chardonnay naar binnen getikt en dat moet er vlak voor het einde weer uit. Het heeft die ochtend geregend en de boot is nog nat dus glad hier en daar. Ik parkeer de toeristensloep tegen een andere boot aan op de Keizersgracht en wiebel de twee jonge doch corpulente Amerikanen de andere boot op. Direct vaar ik weer weg nadat ik mijn touw heb gelost. Uit een groepje van vier Finnen trekt er eentje opeens diagonaal een sprint over de boot en springt overboord richting de boot waarvan ik net het touw heb gelost. Waarom is niet helemaal duidelijk, waarschijnlijk ook toilet. Hij is lang en mager en met zijn ene voet staat hij op de boot aan de kade, met de andere op onze sloep, een meter water tussen de boten. Ik schrik en vaar gauw weer terug naar de kade. Ondertussen buigt hij licht voorover waardoor zijn mobieltje uit zijn zak in het water valt. Zijn gezicht straalt een diepe vorm van teleurstelling uit, begrijpelijk als je halve leven eindigt op een Amsterdamse grachtenbodem. Als de boten weer tegen elkaar aan liggen kijkt hij nog even beteuterd naar beneden maar zegt verder niks. Ik zeg sorry, zeg dat ik m verder niet kan helpen helaas en duw de boot weer af. Na een meter of vijftig vragen de overige drie Finnen of ze ook van boord mogen, liefst terug op dezelfde plek als waar hun medereiziger is afgezet. De vertraging is nu toch al dusdanig dat dit wat mij betreft er ook nog wel bij kan, dus ook deze drie zet ik af. Ze geven aan er erg dankbaar voor te zijn, want hun telefoonloze vriend is een ‘retard’. Dat had ik weer…

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.