Eenieder die een DS of ID bezit, krijgt er wel een keer mee te maken. Het chassisnummer. Bij de invoer of de APK komt het voorbij, soms bij taxaties of schadegevallen is het van belang. Ook voor jezelf is het vaak fijn om te weten of je bolide wel is wat je denkt wat ie is.
PLAATS
Er zijn verschillende plaatsen waar het nummer kan staan.
Bij de eerste neuzen staat de nummer/lettercombinatie, meestal nauwelijks leesbaar, ca 10 cm achter de rechter veercilinder. Dit geldt tenminste voor de Franse producties. De Belgische producties hebben de VIN code, zoals de RDW het noemt, ca 10 cm voor de rechter veercilinder staan en meestal is het niet in het chassis geslagen, maar in een plaatje wat op de chassisbalk gepuntlast is.
VIN uit 1962, Franse productie, ID19
VIN uit 1957, Franse productie, DS19
VIN uit 1963, Franse productie, ID19F
De tweede neus houdt in het begin de nummers op dezelfde plek als bij de eerste neus. Tenminste, wanneer in modeljaar 1967, het laatste jaar tweede neus, de accu naar de rechter balk verplaatst wordt, dan gaat de VIN naar de goot, boven het identificatieplaatje. Bij de Belgische productie blijft het een opgelast plaatje, maar gaat dan in 1967 naar de plek ca 10 cm achter de rechter veercilinder, zodat hij zichtbaar blijft en niet door de accu wordt afgedekt.
De derde neus heeft, op de laatste Belgische snoeken na, het nummer altijd in de goot staan. De nummers zijn tot ca 1972 handmatig ingeslagen en hierna worden ze er machinaal ingeperst. Wel allemaal op ongeveer dezelfde plek, met rechts het nummer, links het type.
Mijn 1968er DS21 uit Vorst heeft zelfs twee originele nummers; een plaatje op de balk en een op de rand van de goot. Zie hieronder:
Waarschijnlijk werden de chassis in Frankrijk al voorzien van het juiste chassisnummer, maar vonden ze in Belgie het van belang om op de oude plek nog een plaatje te lassen. Misschien omdat in de homologatierapporten van de diverse exportlanden de oude plek nog als voorschrift in de papieren stond. Lang zal het niet geduurd hebben, want de belgen stopten een jaartje later met de productie van de snoeken.
De RDW heeft natuurlijk in het verleden ook lekker mee zitten kloten. Als het nummer niet leesbaar was, dan zorgde de RDW ervoor dat dat naar behoren werd opgelost. De ene keer een handgeslagen nummer voor de cilinder, de andere keer een print in de kofferbak. Het was wel te herkennen, omdat er in de kentekenpapieren een verwijzing kwam te staan naar de juiste plek. Meestal werd het oude nummer onleesbaar gemaakt.
MATEN
De geslagen nummers en cijfers zijn een kleine 7 mm hoog en ca 5 mm breed. Meestal worden ze geflankeerd door dubbele chevrons, maar soms ook niet. Na wat tests lijkt het erop dat de cijfers en letters eerder 1/4 (kwart) duims zijn, 6,35 mm. Als je die goed in slaat, zit je op een krappe 7 mm. De typologie is ook wat anders dan tegenwoordig op de markt verkrijgbaar is. De Belgische productie heeft een andere maat, ca 8 mm en is er vanaf de onderzijde in het later opgelaste plaatje geslagen, waardoor het met een positieve slagstempel is aangebracht, in tegenstelling tot de Franse slag. Deze Belgische nummers zijn niet geflankeerd door chevrons, maar door hun opliggende karakter veelal beter leesbaar en door het oplassen makkelijker vindbaar.
Na ca 1972 lijken de letters wat kleiner te worden, worden de chevronnetjes omsloten door een ovaal en weer even later worden het machinaal aangebracht.
IDENTIFICATIEPLAATJES
Hiervan zijn er door de jaren heen vele varianten gemaakt. Ze zitten op voor zover ik weet altijd dezelfde plek. Alleen bij de injectiemodellen verschuift het iets naar rechts in verband met de injectie-kabelboom. Opvallend is dat ze andere lettertypes gebruikten dan de geslagen karakters. Soms zitten de plaatjes geschroefd, soms geklonken met een vrij primitief en makkelijk te verwijderen klinknageltje en in Belgie zie je meestal de gepopnagelde variant.
Belgische productie in 1956, jawel, tekst in het Nederlands.
Belgisch ID plaatje van een ID19P
Franse DS19 uit 1958
Franse DSuper uit 1972
Franse injectie 23 uit ca 1973
CHEVRONS
Het is niet helemaal duidelijk wanneer wel en wanneer geen gebruik werd gemaakt van chevrons. Wel zijn ze de bij de VIN in de goot, dus vanaf 66, vrij consequent toegepast. Ergens rond 1972 krijgen ze een ovaal er om, gelijk de Traction Avant, een stapje terug in de tijd dus.
Open chevrons voor de vroege handgeslagen modellen
Chevons in ovaal bij een late handgeslagen DSpecial uit 1973
Van de handgeslagen versie zijn slagcijfers nagemaakt. Ook van het Citroen logo, de chevrons, waarmee het chassisnummer vaak geflankeerd wordt, is een slagstempel.