Ik was waarschijnlijk rond de zeventien toen op de tweede verdieping in het leegstaande huis naast mijn ouderlijk huis Boudewijn in trok. Het huis was kort ervoor aangeschaft door een gehandicapte man, Peter Beerents, die met zijn vrouw om de hoek ging wonen op de Oudezijds, Boudewijn Staartjes was een aan lager wal geraakte zakenpartner die min of meer gratis in de steeg mocht komen wonen. Niet dat de twee elkaar lagen maar waarschijnlijk stond Beerents moreel bij Staartjes in het krijt dat hij m in zijn pand duldde.
Boudewijn was naar schatting een kleine 15 jaar ouder was dan ik. Geboren en getogen bij een pleeggezin in het Gooi, want hij had zijn ouders op jonge leeftijd verloren door een auto-ongeluk. De erfenis van een miljoen in guldens heeft hij er destijds in korte tijd doorheen gejaagd, maar erna een man geworden als houthakker in Noord-Amerika.
Al snel na zijn intrede in de Kuiperssteeg raakte ik bevriend met deze ietwat zonderlinge buurman. Hij nam nooit een blad voor de mond en was voor niemand bang, zo leek het. In zijn eeuwige cowboykleding was hij een opvallende verschijning in de buurt. De eerst maanden reed hij in een witte golf, maar toen deze werd gestolen kocht hij een veel beter bij hem passende auto; een beige Chevrolet Malibu Stationwagon. Zijn grote mond braakte ook een hoop cliches uit. Zo had hij een hekel aan negers en over vrouwen had hij ook een ambivalente visie. Waar het allemaal vandaan kwam bleef voor mij een raadsel, maar met grote regelmaat droeg hij zijn gekleurde mening voor.
Regelmatig deed ik kleine klusjes voor m. Een autoradio ingebouwd in de golf, die een dag later al voor een kortsluiting zorgde. De Malibu bleek storingsgevoelig en dus ook aan geklust maar de meest in het ook springende klusjes waren de roze drankkast met verlichting opknappen en de hangmat ophangen. Die laatste was een drama, omdat de ogenschijnlijke betonnen balken in het pand niet van beton bleken te zijn, maar van stalen balken omtimmerd met steengaas. In dat laatste bleef niks hangen en de balken waren dusdanig overgedimensioneerd dat een gat boren een heikele opgave bleek. Na een volle middag kloten had ik er eindelijk twee ogen in kunnen schroeven.
De roze drankkast was een tijdrovendere opgave, maar ook een stuk dankbaarder. Was de kast oorspronkelijk wit en incompleet, aan het einde zaten er melkglazen stroken met tl balken in, glazen legplanken en werkte alles naar behoren. Het roze maakte het helemaal af. Het middendeel werd volgezet door Boudewijn met grote flessen whiskey, de afgeronde zijkanten met indiaanse souvenirs en servies. Het werd de eye catcher in zijn huis, het hoogtepunt van de zithoek.
Interequipment BV was zijn rommel-bv waar hij zijn handeltjes in deed. Die bestonden hoofdzakelijk uit sloopwerk en handel in huizen. Als er een storm was geweest dan trok hij met een paar bij elkaar geharkte mannetjes het Gooi in om alles om te zagen wat er betaald werd. Normaal had je een kapvergunning nodig als je in je tuin een boom wilde opruimen, maar na een storm was het feest en nauwelijks controle van de gemeente, dus werd er van alles omgezaagd. Door de drukte ook vet betaald en meestal zwart. Ik heb ook een of twee dagen meegedraaid en in een dag een weeksalaris binnengeharkt, want Boudewijn kon prima delen. De hoofdmoot was echter sloopwerk in die tijd. De huizenhandel lag op een laag pitje, omdat hij te vaak uitgegleden was met een snel handeltje.
In mijn eerste studiejaar heb ik wekenlang in de sloop gewerkt. De grote klussen in die tijd waren het leegslopen van panden aan de kop van de Zeedijk. Een door de gemeente in het leven geroepen BV, Economisch Herstel Zeedijk dacht ik, was de opdrachtgever, Interequipment BV van Boudewijn de onderaannemer. Heel veel meegemaakt in een korte tijd; een periode van verval en verloedering van de binnenstad van Amsterdam, iets wat je je nu niet meer voor kan stellen. In die periode ging het allemaal financieel prima met Boudewijn, en dus werd er weer vol gezopen. Op een blauwe maandag heeft ook schoolvriend Johan een weekje of twee voor m gewerkt, maar dat was niet zo’n succes, vond Boudewijn. Hij is het schoolvoorbeeld van een zuiplap die niet tegen alcohol kan. Na twee borrels en een pils is ie al lam, kan ie net nog de kroeg uitlopen, om buiten door de knieën te gaan en naar zijn huis te kruipen. Zijn favoriete kroeg derhalve is de dichtstbijzijnde en dat is Kapitein Zeppos, een kleine honderd meter van zijn voordeur. Menigmaal liep ik al vast naar beneden om voor hem de deur open te doen, want als ie naar huis kroop, dan duurde het alsnog zomaar een half uur voordat hij voor zijn deur op zoek ging naar zijn sleutelbos. Het cilinderslot zat ook op een treiterende hoogte; liggend of zittend onbereikbaar. Veelal ondernam hij dan de weg naar mijn deur om aan te bellen en met dubbele tong te vragen of ik de deur voor m wilde openen. Dat ritueel kon ik beter maar voor zijn en als ik m zag kruipen, liep ik al vast naar beneden. ‘Dank je, grote vriend” was meestal zijn antwoord, ook al was hij met zijn dubbele tong slecht te verstaan. Een maal was hij na het naar boven kruipen halverwege weer naar beneden gelazerd. De klap was niet alleen goed hoorbaar in mijn kamer, de volgende dag was zijn gezicht aan een zijde zo opgezwollen dat zijn oog uit zijn kas was gekomen. Hij kon zich er niks meer van herinneren want stond steevast de volgende ochtend stralend op. Het enige wat hij wist is dat hij onderaan de trap wakker was geworden. Na dit soort gevallen zwoer hij de alcohol een tijdje af.
Tijdens zijn afwezigheid, hij ging graag naar Thailand, werd ik een soort huisbewaarder. Hij liet de kachels graag hoog staan met de ramen open en ik mocht er niet aan zitten. ‘Das is omdat die ouwe mij nog een hoop geld verschuldigd is” zei ie, verwijzend naar Beerents, de huiseigenaar, die m met een huizendeal een keer heeft laten barsten. Het loft-achtige huis, simpel en groot, is een mooie plek voor een tiener om eens wat uit te proberen met de meiden. Mijn eerste grote relatie, die met Mariette, begon op de grand foulard die over een doorgezakte leren bank lag in Boudewijns huis. Mariette was de huisgenote van een studiegenote van me. Net als ik studeerde Maria Teresa bouwkunde in Delft. Haar ouders waren vermogend en hadden voor haar een appartement gefinancierd op het Entrepotdok, in een van de oude, net gerenoveerde pakhuizen. Mariette, studente psychologie, was bij haar ingetrokken, zodat ze ook nog een kwartje extra verdiende want werken was niet haar doel des levens. Ik reed destijds regelmatig met haar naar Delft en kwam af en toe ook Mariette tegen. Ze was een jaartje jonger dan ik, mooi figuurtje, goeie tieten, maar ook een type donkere wateren. Ik hield daar wel van, dat mysterieuze. Op een dag vroeg ik haar uit om mee naar de film te gaan en die avond zoende ik haar vol op de mond voor de deur op het entrepotdok. We spraken snel weer af en eindigden een avond op de bank in Boudewijn’s lege appartement.
Het duurde even voordat ik alles een beetje uitgekleed had. Ze zag er maagdelijk uit en dat beek ze ook te zijn. Wel was ze overal voor in, dus ik heb urenlang met haar kunnen kloten op de bank. Echt aan seks kwamen we niet toe, want Mariette was vaginistisch. Als ik mijn koppie tegen haar schaamlippen aan legde, kneep alles bij haar samen. ‘Dat wordt ingewikkeld’ dacht ik toen. Dat bleek inderdaad zo te zijn, want tien jaar later was het nog steeds een onneembare vesting. Beffen was ook toen al een van mijn grote hobbies, dus de avond kwam toch tot een hoogtepunt. Nog een keer of twee later in de week herhaalde we exercitie. Later bleek overigens dat we volledig te volgen waren door de overburen, want de roze drankkast was vrijwel leeg en de grote spiegel gaf vol zicht op wat er op de bank gebeurde. Geen idee of iemand het gezien heeft, maar toen ik niet veel later bij de overburen uit het raam keek, wist ik genoeg. Hoe dan ook, mooie, spannende avonden met een vrouw die de jaren erna mede mijn agenda bepaalde.
Door het commerciële succes op de wallen ging Boudewijn langzaam weer over naar het kopen van pandjes. Hij haalde zijn toenmalige kompaan Anton er weer bij, ook al raakte hij regelmatig met m in conflict. De Fagelstraat bleek een goudmijnje te zijn, op de Hoogte Kadijk en de Kromme Waal leek het mis te gaan, maar door de stijgende huizenmarkt kwam het allemaal toch goed en waar het pand op de Bloemgracht 174 ook eerst op een fiasco leek uit te draaien, was er aan het eind van de tunnel toch licht in de vorm van een pot met munten. De Bloemgracht bleek ook voor mij een nieuw hoofdstuk in te luiden, mant toen het pand leeg kwam, vroeg hij me om als anti kraak te fungeren. Ik was in die tijd ongeveer 24 en de hoogste tijd om het ouderlijke huis te verlaten.
Het pand was gekraakt geweest en mijn eerste klusje was om water en stroom aan te sluiten. Het water was simpel: de hoofdkraan open, de elektra was iets meer werk, want verzegeld, maar ook snel gepiept. Nadat we een broodje waren wezen eten, bleek bij terugkomst dat op zolder een lekkage zat, waardoor het in huis regende. Het stucplafond op de bel-etage was behoorlijk beschadigd en het huis bleek weken na dato nog flink naar vocht te stinken. Ik ging wonen op de tweede en de zolder, Boudewijn had echter toch besloten ook de Kuiperssteeg te verlaten en ging op de begane grond en de eerste zitten. Hij noemde het ‘het fort bewaken’. Hij was van plan om snel op reis te gaan, maar door een gebrek aan geld verliep dat anders en was hij maandenlang mijn huisgenoot.
Het huis wemelde van de muizen. Niks kon je laten liggen en bang waren ze ook niet. Alleen het gegil tijdens de elektrocutie van een vette muis achterop de pomp van de koelkast joeg de rest een aantal dagen weg. Boudewijn zit met mooi weer structureel op het stoepetje. Hij checkt de voorbij lopende dames en roept de luchtig geklede met regelmaat wat na. Ik zit er liever niet naast wegens schaamte. Vooral als er wat drank in zit, gaat t mis. Maar goed, zoals vaker, zijn er ook vrouwen die het spel wel leuk vinden. Op een dag eindigen twee dames met m op het stoepje. De ene blank de ander gekleurd. Hij heeft weinig met donkere mensen, maar de dame wordt geduld, waarschijnlijk omdat het enerzijds een vrouw is en anderzijds dat de witte dame misschien vertrekt als hij de bruine wegjaagt. Een dag later zijn ze weer terug, maar na een uur zit hij met alleen de donkere opgescheept. Niet helemaal volgens plan en hij wordt een beetje kribbig. Ik heb mijn raam op de tweede open en hoor dat ze veel met m praat. Hij wordt steeds stiller. Na een tijdje roept hij met stemverheffing;’ Ik ben dat gepraat van jou helemaal zat; of je sodemietert op of je gaat nu met me naar boven en ik neuk je doormidden”. Aangezien ik niet door had dat hij er alleen nog met de zwarte dame zat, dacht ik dat ik het niet goed gehoord had. Echter nog geen vijf minuten later hoor ik na wat gestommel dat zijn bed getest wordt en het gekreun en geschreeuw gaf duidelijk aan dat aan mijn oren weinig mankeerden. Hmm, een donkerbruine vrouw voor Boudewijn, dat mag in de krant. Hij bleef echter na het gebeuren vrij onbeschoft tegen haar maar ze kwam nog een keer terug om het nog een keertje over te doen. Daarna was het weer rustig in zijn bed.
De alcohol bleef, ondanks de vele ongelukjes, terugkomen in zijn leven. Zeker toen er voor het huis op de Bloemgracht een koper in beeld kwam, was het weer bal. Op een ochtend staat hij op mijn deur te bonken. “Ja, Boudewijn, wat is er? “Er is ingebroken! Ik mis mijn portemonnee, agenda, mijn sleutels, telefoon en tas. Omdat het vaker voorkomt dat hij een van deze onmisbare onderdelen van zijn leven kwijtraakt, raak ik niet in paniek. ‘Vertel. Wat heb je gisteren gedaan?” “Geen idee, ik weet alleen nog dat ik een afspraak had in Wildschut”. Een van zijn favoriete tenten was Wildschut in Zuid, daar waar een deel van de Gooise kak dagelijks te vinden was. Helaas niet op loopafstand, dus met regelmaat reed hij met de Malibu dronken en dus stapvoets naar huis. Bellen naar Wildschut was ook geen optie nu zijn telefoon ook weg was. Hij was een van de eerste met een mobiele telefoon in een tijdperk dat voornamelijk makelaars, handelaren en criminelen zo’n ding hadden. “Bellen heeft geen zin, want ik ben hier ook binnengekomen en mijn sleutels zijn zoek dus er moet ingebroken zijn!” blijft hij volharden. “Rustig, rustig. Wat is het eerste wat je doet als je binnenkomt na een avondje stappen?” beredeneer ik. Hij antwoordt: “naar de plee”. “Kijk daar dan eerst ff”. “Heb ik al gekeken, niks” Ik loop met m naar beneden. Helemaal onderin, half hangend in het souterrain, is de plee te vinden, nog aangelegd door de voormalige krakers die hij er uitgeprocedeerd heeft. Ik zie ook niks, maar buig wat naar voren en kijk ook achter de pot. Jawel, daar liggen ze. “Zie je wel’ roep ik en stuur m naar de buren om met Wildschut te bellen. Een kwartiertje later komt ie terug; “Gelukkig, mijn tas met alles erin is terecht. In de portemonnee zat ook nog een paar honderd gulden en die zijn er ook nog”. Nu heb ik alleen nog geen idee waar ik mijn auto geparkeerd heb”. Deze vraag kan ik ook niet meteen beantwoorden, maar als hij dronken is, dan is parkeren, zeker achteruit inparkeren in de Jordaan, geen optie en knalt ie dat bakbeest op de dichtstbijzijnde brug. “Ik denk dat je m op een brug hebt neergezet en dat je ff met parkeerbeheer moet bellen, want die hebben m vast weggesleept” beredeneer ik. “De klootzakken” en hij loopt stampvoetend weer naar de buurman om de gladjakkers van het ambtenarenkorps wederom de huid vol te schelden over hun sleepgrage mentaliteit. Het was tenslotte niet de eerste keer dat de Malibu eraan moest geloven. Ook beschonken kon hij de auto redelijk netjes tegen de leuning aan parkeren en achter de voorruit lag voor noodgevallen zijn mobiele nummer. Ik hoor de rest van de dag niets meer. ’s Avonds komt hij weer thuis. Ik vraag m of hij z’n auto weer gevonden heeft. “Jahaa, hij was inderdaad weggesleept”. “En, heb je de huiden nog vol kunnen schelden?” was mijn open deur antwoord. Het blijft even stil; “Neu, ze hebben m hier recht voor de deur weggesleept nadat er urenlang auto’s achter hebben staan toeteren en de politie geprobeerd heeft mij te bellen. Ik vind t wel best zo”. Was ie bijna weer zijn rijbewijs kwijt.
Richter
Het huis aan de Bloemgracht werd op de markt gezet en snel erna verkocht. De koper werd de mede-eigenaar van Richter, Tjalle Kymmel. Hij liep een rondje met de makelaar door het huis, na tien minuten had hij het gezien en kocht het min of meer voor de vraagprijs. Boudewijn sprong een gat in de lucht en vertelde mij dat als er een vrouw binnenkort voor de deur staat die ook graag het huis wil bekijken dat haar man zojuist heeft gekocht, ik haar er vooral niet in moest laten. Het was een bekend gegeven in de huizenwereld dat mannen snel kopen, waarop de vrouwen de aankoop gaan saboteren. Niet veel later stond er inderdaad een vrouw voor de deur. Ze belt doorlopend. Ik loop toch maar naar beneden om haar uit te leggen dat ik haar er helaas niet in kan laten. Haar gezicht staat niet op onweer en ze is met een enthousiaste vriendin. Na lang aandringen laat ik ze toch binnen en leid ze rond. Ze verlaten vrij opgelucht, zo lijkt het, het pand. Van voren ziet het er niet slecht uit, maar van binnen en achteren is het een bouwval. Een paar dagen later is de koop gesloten en komt Boudewijn naar me toe. ‘Je hebt ze er toch ingelaten, he?” Ik kijk m aan en leg m uit dat ik met deze dames wel een gokje wilde wagen. “We hebben geluk gehad, want ze zijn niet getrouwd, maar nooooit meer doen!”. Mijn belang was echter anders; als ik het met de nieuwe eigenaar en zijn vrouw goed kan vinden, kan ik er nog een paar maanden gratis in blijven wonen en misschien een leuk restauratieproject aan over houden. Dat lukte en ik was weer een jaartje onder zeil.
Boudewijn ging terug naar het Gooi en ik raakte m langzaam maar zeker uit het vizier. Rond 2000 liepen we elkaar weer tegen het lijf. Hij was fors aangekomen en de alcohol had een flinke tol getrokken op zijn hoofd en gestel. Toch was ie weer in de magere jaren beland, want ook al had hij zakelijk af en toe flink wind mee gehad, het geld was aardig opgeraakt. Zijn jaren die volgde kenmerkten zich van de kabbelende projecten en noodverkopen om de schade te beperken. Ik werd er af en toe bij gevraagd om met uitgestelde betaling wat tekenwerk te verrichten, maar je kon het debacle vaak al op afstand zien aankomen. De ene keer een tonnetje pakken om de andere keer er twee te verliezen is niet de manier om vermogen op te bouwen. Zijn liefde in die periode was Wilma, een wat onsmakelijke dame, die eigenlijk best goed bij m paste omdat hij ook overduidelijk over de houdbaarheidsdatum heengevlogen was. Ook Wilma kreeg er verbaal af en toe flink van langs, iets waar ik altijd een enorme hekel aan heb. Mooie reden om weer afstand te houden.
Met Wilma liep het mis en aangezien er ook zakelijk wat te verrekenen viel, werd het een aardige juridische vechtpartij. Uit het niets dook er een dame op; Adri. Uit het niets dook ook een vorm van kanker op in zijn buik en zijn laatste jaren bestonden uit ziekenhuisopnames, mislukte chemokuren omdat zijn lever het niet trok, halvering van zijn lichaamsgewicht en het procederen met Wilma.
Adri was een verhaal apart. Hij kende haar van de middelbare school. Liefde op het eerste gezicht maar ook enorme clashes. Na een jaartje of zo in hun tienertijd was het definitief uit. Het verhaal gaat dat ze af en toe elkaar tegen kwamen op een feestje of zo en dan gingen ze vol met elkaar op de bek om binnen een kwartier een bed op te zoeken en terstond de liefde te bedrijven. De passie eindigde meestal in een woordenwisseling of ruzie. De laatste keer dat het zich voordeed is toen Wilma en Boudewijn samen naar een feestje gingen, met alle gevolgen van dien. Waarschijnlijk een van de redenen dat het stuk liep tussen die twee. De eerste keer dat ik Adri ontmoette was vlak voor zijn sterfbed in 2009.
Op zijn begrafenis kwam zo’n beetje het halve Gooi kijken. De plaatselijke hervormde kerk zat bomvol en ik was te laat om in de kerk plaats te nemen. Wel kon ik de kerk in kijken en zag Jan des Bouvrie ijsberen. Vlak voor het einde van de dienst loopt hij naar achteren, mij tegemoet, mompelt iets en gaat voor mijn neus staan. Ik begreep niet wat hier nou de bedoeling van was en begreep ook niet dat de man waar Boudewijn altijd zo op afgegeven had een prominente plek vooraan in de kerk had gekregen. Jan was een oude zakenpartner van Boudewijn en ook hij liet Boudewijn graag opdraaien voor de financiële debacles, was het verhaal. In de periode dat ik Boudewijn kende was de vijandigheid groot. Op het moment dat de dienst voorbij is, trekt de stoet genodigden via de ingang de kerk uit. Jan stapt wat naar voren en gaat menigeen, vooral de vrouwen, uitgebreid de hand schudden. Met sommige houdt hij ook nog een kort praatje, waardoor de hele uittocht irritant lang ging duren. Jan kon het toch niet laten om nog even, zelfs op de begrafenis van Boudewijn, zijn visitekaartje achter te laten.
Na de begrafenis heb ik met haar afgesproken in een Chinees restaurant in Hilversum om haar kant van het verhaal te horen. Het werd een wat curieus gesprek waaruit ik opmaakte dat ze een aan lager wal geraakte dame was maar oorspronkelijk uit een vermogende familie kwam. Haar leven was doorspekt met veel meer downs dan ups, drugs, verkeerde vriendjes en moeizame sociale contacten. Ze keek me continu aan met een blik; kijken, kijken maar niks zien. Ik zei haar gedag en dacht dat het wel mooi is dat beiden elkaar na hun chaotische levens toch nog een paar jaar gevonden hadden, zeker toen Boudewijn een steunpilaar en klankbord nodig had.